Bij participatietrajecten wordt vaak gesproken van de usual suspects. Bepaalde doelgroepen zoals hogeropgeleiden die zijn oververtegenwoordigd op inspraakavonden. Digitale participatie kan bijdragen aan het betrekken van andere doelgroepen. Het is dan wel zaak om toegankelijkheid voor ogen te hebben bij het ontwerpen van het proces. In de eerste module van de Leerkring Groningen gingen twee sprekers in op inclusie en toegankelijkheid.
Unusual suspects
May-Britt Jansen, programmamanager OpenStad bij de gemeente Amsterdam sprak over inclusie aan de hand van praktijkvoorbeelden. Ze vertelde over een project participatief begroten dat werd gehouden in drie verschillende stadsdelen in Amsterdam. In stadsdeel Centrum was er qua deelnemende doelgroepen duidelijk sprake van de usual suspects: honderd procent was van Nederlandse afkomst, 88 procent was hoogopgeleid en 73 procent was vijftig plus. Maar in de stadsdelen Slotermeer en West waren de deelnemers veel diverser. In Slotermeer had vijftig procent van de participanten een migratieachtergrond. En tachtig procent was wat Jansen unusual suspects noemde: burgers die nooit eerder hadden meegedaan aan een participatieproject. In stadsdeel West was 24 procent van de deelnemers niet in Nederland geboren. En de grootste deelnemende leeftijdscategorie was 24-39 jaar.
De belofte van laagdrempelige digitale participatie
De belofte van digitale participatie is dat het laagdrempelig is en je daardoor meer mensen kunt bereiken, zei Jansen. Maar dat gaat niet vanzelf. Je moet mensen wel naar je website weten te trekken. Ze noemde een aantal methoden die je kan inzetten om je reikwijdte te vergroten. Het begint bij het opzetten van de communicatiecampagne. Het participatieproject wordt uiteraard gecommuniceerd via de gebruikelijke kanalen van de gemeente zoals website, nieuwsbrief en lokale kranten. Maar daarnaast kan je ook aankondigingen doen op op het online community platform van een buurt of wijk. Offline kan je posters hangen in supermarkten, scholen, cafés en buurthuizen.
Maak gebruik van de locatie in kwestie
Als het project gaat over een fysieke locatie dan kan die ingezet worden om mensen te betrekken. Voor de herinrichting van een fietstunnel wilde Jansen en haar collega’s niet alleen bewoners laten meebeslissen maar ook de vele forensen die door de tunnel fietsen. Dagelijks gingen ze tijdens de ochtend- en avond spits bij de tunnel staan met flyers en folders om forensen aan te spreken. In een ander project konden buurtbewoners meebeslissen over het ontwerp van een kunstwerk. Op de toekomstige locatie werd een groot spandoek opgehangen met een oproep om te stemmen.
Burgers die zelf de boodschap verspreiden
Degenen die echt tot in de haarvaten van de wijken komen, zijn natuurlijk de bewoners zelf. Wanneer burgers participatieprojecten in hun netwerken gaan delen, wordt er een grote en diverse groep bereikt. Je kunt dit stimuleren door spelregels te ontwerpen die oproepen tot delen. Een voorbeeld is het verzamelen van likes. Burgers die een plan indienen, worden gevraagd om bijvoorbeeld vijftig likes te verzamelen. Hiermee tonen ze dat er draagvlak is voor hun plan. Tegelijk brengen ze het participatieproject onder de aandacht van hun buren.
Faciliteer ook niet-digitale mogelijkheden
Jansen sloot af met een aantal voorbeelden van offline alternatieven binnen een digitaal participatieproces. Op die manier worden ook de mensen betrokken die niet digitaal vaardig zijn. Zo plaatsten Jansen en haar collega’s een lange tafel op een schoolplein. Hier konden buurtbewoners aanschuiven om samen plannen te bedenken en in te dienen. Voor een project waarvoor online gestemd moest worden, werden fysieke stemlokalen ingericht. Burgers konden binnenlopen en kregen hulp bij het uitbrengen van hun stem. Er werd zelfs een stemfeest georganiseerd waar mensen onder het genot van een hapje en een drankje hun stem konden uitbrengen.
Update uit de Provinciedeals Digitale Democratie.
Beeld: Photo by John Schnobrich via Unsplash.