dinsdag - 8 mei, 2012 8 mei, 2012

De ‘zieke’ parlementaire democratie

Een brief aan Gerdi Verbeet over de parlementaire democratie


David van Reybrouck schrijft tijdens de Democratie Gereanimeerd een column over de ‘zieke’ parlementaire democratie

Mevrouw Verbeet,

Een doktersconsult, zo lijkt het wel. U komt hier met uw zieke, tranerige kind – de parlementaire democratie – en wij, zo stond er in de vooraankondiging, zouden remedies voorstellen. Als dat de metafoor is van vanavond, dan moet u weten dat Josien Pieterse, Bart Jan Spruyt en ikzelf, geen Medisch Centrum West vormen, geen hypergesofisticeerd team van specialisten die na een halfuurtje delibereren de beste therapie of operatie vastleggen. Wij zijn, ik zeg het maar meteen, dorpsartsen. Gerespecteerd, dat wel, maar ook eigenzinnig en altijd een beetje hoogwaardig knoeiend. Want de democratie behandelen is altijd een beetje improviseren. Wij zijn, net zoals u, zoekenden. De ziekte waaraan uw kind lijdt is mysterieus, veelkoppig. Maar wees gerust: uw kind is ook ons zeer dierbaar.

U komt hier met uw zieke, tranerige kind – de parlementaire democratie – en wij, zo stond er in de vooraankondiging, zouden remedies voorstellen.

Welaan dan, mevrouw Verbeet, gaat u zitten. Welkom in mijn tropisch veldhospitaal waar ik, als inheemse arts met rafelige witte stofjas, niet veel meer heb dan mijn oude studieboeken, een roestig bed en een rolletje paracetamol.

En laat mij het u maar meteen zeggen: de manier waarop u over uw kind spreekt, is begeesterend. Zelden hoorde ik een ouder met zoveel vuur, passie en toewijding over haar dochter of zoon getuigen. U heeft een prachtig en zinnig boek geschreven over de parlementaire democratie. Uw bezorgdheid als ouder heeft van u geen bang, verzuurd moederken gemaakt, maar een moedige vrouw die als een leeuwin opkomt voor haar kroost.

U ziet de ziekte. En in afwachting van ons advies stelt u vast al enkele remedies voor. “Wij moeten de goede dingen doen,” zegt u achteraan uw boek. “De politiek gaat over het echte leven.” En dat betekent: het parlement moet de besognes die leven bij het volk op de agenda durven plaatsen. “Wij moeten de dingen goed doen,” zegt u nog en u voegt eraan toe: “Qua communicatie, beeldvorming, uitstraling en werkwijze.”

Het zijn waardevolle suggesties maar, met alle respect, het blijft zelfmedicatie. Het is kruidenthee bij een zware longontsteking. Nuttig, maar onzeker of het voldoende is.

Het probleem is dat ’wij’, denk ik. Met ’wij’ bedoelt u: wij, volksvertegenwoordigers. Wij, van het parlement. U denkt dat het probleem aan de wij-zijde op te lossen valt en dat zij (dat zijn de anderen, de mensen, wij dus) dan automatisch meer begrip en zelfs meer vertrouwen gaan krijgen. U wilt de democratie genezen door het parlement te behandelen. Dat is nuttig, ja zelfs nodig, maar nog steeds onvoldoende. De ziekte zit dieper.

En nu haal ik even mijn stethoscoop boven en plaats het koude schijfje op de blote bast van uw kleine. Ik luister, uw ventje kijkt met grote ogen naar mij, u kijkt met grote ogen naar uw ventje. Na een lange poos zeg ik met lage stem: “Uw kind heeft een oud hart.”

De parlementaire democratie werd twee eeuwen geleden bedacht. Toen na de Franse revolutie de moderne natiestaat ontstond, was direct bestuur door de burger niet langer handig. Indirect bestuur was de oplossing. Niet elke bakker, boer of burggraaf kon (of wou) zich dag in dag uit met de staatszaken bezighouden, dus lieten ze het beleid over aan een kleiner groepje burgers. En die duidden ze eens om de zoveel jaar aan. Dat aanduiden noemden ze: verkiezingen. En dat ritueel beschouwen nog steeds als het belangrijkste instrument in een moderne democratie.

Twee eeuwen lang ging dat redelijk goed: het hart van uw menneke tikte lustig. Maar vandaag zit er ruis op. En dat komt doordat de leefomgeving totaal veranderd is. Vroeger trokken de mensen zich na de verkiezingsdag terug en stemden vier jaar later bijna hetzelfde. Maar vandaag zijn ze beter geïnformeerd dan ooit, volgen ze de politiek en kunnen ze, op online fora en via de sociale media, er op grote schaal rond mobiliseren. Dag in, dag uit. De burger ziet meer van de politiek, voelt er zich meer bij betrokken, volgt het meer op de voet. Maar anno 2012 kan hij of zij nog steeds slechts datgene doen van twee eeuwen geleden: eens om de vier jaar gaan stemmen. En vervolgens zwijgen. Of schreeuwen.

Hier is mijn diagnose: de basisprocedure van de parlementaire democratie, namelijk de stembusgang, is niet langer aangepast aan de snelheid en interactiviteit van deze tijd. We rijden met een postkoets op de snelweg.

Stel dat we vandaag uit het niets hét instrument van democratische inspraak mogen bedenken, zou dan het beste dat we kunnen verzinnen een bizar ritueel zijn waarbij burgers eens om de zoveel jaar in de rij mogen gaan staan om een bolletje te kleuren, niet naast hun geliefde ideeën, maar naast de naam van enkele mensen die ze op tv hebben gezien?

Innovatie is hét toverwoord in de economie, de kunsten, de sporten en de wetenschap. Waarom zou de innovatie van de democratische procedure verboden zijn?

Zolang dit niet gebeurt, zullen de symptomen van uw zieke kind enkel verslechteren:
1. groot verloop in het stemgedrag
2. groot wantrouwen tussen burger en overheid
3. grote belangstelling over de publieke zaak, gekoppeld aan walging over de overheid
4. frustratie over onmacht (’Stampt het veel met zijn voetjes?’ ’Oef, dokter, hele dagen.’)
5. bepalende rol van de commerciële media
6. permanente kieskoorts
7. en vooral een waterhoofd: voor het eerst is het gewicht van de komende verkiezingen groter dan het gewicht van de vorige. Verkiezingen waren ooit bedoeld om regeren mogelijk te maken, vandaag zijn ze net een rem op regeren. En uw kind islang niet de enige patiënt. Nederland heeft een gedoogregering, Engeland heeft een coalitieregering en België had geen regering. Wankele tijden zijn het.

De parlementaire democratie kan slechts genezen als u ook de burger op een nieuwe manier betrekt in het verhaal.

Mevrouw Verbeet, u wil de parlementaire democratie verbeteren door het parlement fitter te laten worden. Het zal niet genoeg zijn: de parlementaire democratie kan slechts genezen als u ook de burger op een nieuwe manier betrekt in het verhaal. U erkent dat de burger kan helpen om nieuwe onderwerpen te agenderen. Dat is een stap in de goede richting. Maar misschien zijn er nog meer stappen.

Ja, er nu al is het referendum, het burgerinitiatief, en de nationale ombudsman. Daar kunnen burgers hun stem laten gelden. Maar dat is niet genoeg, want daar doen ze dat nog steeds als individuen. Als individuen die voor of tegen een Europese grondwet zijn, voor of tegen de intensieve varkenshouderij, voor of tegen deze daad van de overheid.

We moeten op zoek gaan naar nieuwe instrumenten om de onderstromen van de samenleving te kanaliseren tot nieuwe, heldere vormen van inspraak. We moeten er echt voor zorgen dat de stuurloos kolkende massa opnieuw een burgerbevolking wordt. Gisteren was ik bij de SER: het machtige instituut van weleer heeft vandaag moeite om zijn kanaliserende en pacificerende rol te spelen. Het middenveld verbrokkelt. Straks hebben we geen middenveld, maar enkel het tumult van commerciële en sociale media.

Zal ik u eens vertellen wat we met een eerdere patiënt hebben gedaan? Het kind heette België en het was er veel beroerder aan toe dan uw kleine. Daar hebben wij, met een groepje vrijwilligers, 1000 burgers bijeengebracht, niet de verkozenen des volks, maar de uitgeloten des volks. Het betrof een random sample uit de hele samenleving. Ze kwamen uit alle hoeken van het land en de maatschappij. Arbeiders, ondernemers, huismoeders, gepensioneerden, studenten, werklozen en kleuterleiders. Een dag lang hebben die met elkaar overlegd, aan tafels van tien, over de grote uitdagingen van ons land. Ze kregen tijd, informatie en een gespreksleider. Tien uur lang waren ze bezig. Ze gedroegen zich ernstig, respectvol en ongelooflijk betrokken. Wir sind das Volk, zeiden ze, we vinden het fijn als u naar ons luistert, ook tussen twee verkiezingen. Behandelt u ons louter als kiesvee, dan gedragen wij ons als kiesvee. Maar benadert u ons als volwassenen, dan gedragen wij ons volwassen.

Mevrouw Verbeet, dit zijn de drie hoofdlessen die ik heb geleerd als organisator van de G1000:

1.
er zijn slechts weinig echte populisten in de wereld, maar velen stémmen populistisch. Omdat ze niet anders kunnen. Omdat politiek herleid is tot een soap. Omdat verkiezingen, zoals iemand laatst zei, vaak niet meer zijn dan a beauty contest for ugly people. U bent een zeldzame uitzondering.

2.
de relatie tussen overheid en burger moet evolueren van verticaal, naar horizontaal; van een verhouding tussen ouder en kind, naar een tussen volwassenen onderling. Het is vrij simpel: In de negentiende eeuw was de staat bevoogdend, in de twintigste eeuw ontvoogdend. Maar in de 21ste eeuw moet de staat leren dat hij niet langer een voogd is.

3.
het wantrouwen tussen massa en macht zit niet enkel aan de kant van de massa. Ja, wij wantrouwen het gekonkelfoes van bovenaf. Maar wantrouwt de macht ook niet de massa, de massa die grondwetten wegstemt en geblondeerde heren naar boven stemt?

En dit is mijn vraag:
Hoe kunnen we de volksvertegenwoordigers overtuigen niet bang te zijn van het volk? Misschien moet u hen eens zeggen: het is omdat het u de bevolking vreest dat het zich allengs als een massa gedraagt, het is omdat u hen buiten de deur houdt, dat ze steeds wilder op die deur bonken, het is omdat die deur niet langer van beuk maar van glas is dat de meute ziet, schreeuwt en tiert.
Iemand zei me laatst: macht wordt nooit vrijwillig afgestaan. Hoe zou u het parlement overtuigen om toch wat controle los te laten? Om nieuwe vormen van burgerinspraak te onderzoeken? Om participatie, échte participatie, een kans te geven. Niet alleen om ideeën te agenderen, maar zelfs om te adviseren en te cocreëren.

Ik vraag het aan u, omdat ik geen moediger moeder ken dan u. Uw kind is ons kind. Dit is mijn medisch advies: betrek uw burger veel meer en veel verder bij het beleid, doe iets met diens betrokkenheid. Vraagt u nog even een second opinion aan mijn collega’s. Ik ben benieuwd naar hun inzicht. En nee, u hoeft niet te betalen. Dit was het inloopspreekuur voor gratis consulten.

Ik dank u.